Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben vaak problemen met de woordenschatontwikkeling. De eerste woorden verschijnen laat (Leonard & Deevy, 2004) en zowel de passieve als actieve woordenschat is beperkt (Bishop, 2006). Het leren van nieuwe woorden verloopt moeizamer dan bij zich normaal ontwikkelende kinderen (Brackenbury & Pye, 2005, Sheng & McGregor, 2010). Het leren van werkwoorden is het meest problematisch (Brackenbury & Pye, 2005, Leonard & Deevy, 2004). Kinderen met TOS zijn minder vaardig in het incidenteel leren van nieuwe woorden dan hun leeftijdgenoten met een normale taalontwikkeling (Steele & Mills, 2011) en hebben meer herhaling nodig om nieuwe woorden te leren (Gray, 2003).
Onderbouwing van woordenschattherapie
Er zijn voor de behandelaar allerlei woordenschatprogramma’s beschikbaar, maar deze beperken zich vaak tot het aanbieden van materialen zoals ‘praatplaten’, zonder duidelijke instructie of onderbouwing. Uit reviews blijkt woordenschattherapie effectief (Law e.a., 2003; Marulis & Neuman, 2010). Verschillende auteurs beschrijven verschil-lende technieken en strategieën die het woordleren ondersteunen.
Van den Dungen (2007) beschrijft een mogelijk effectieve aanpak waarbij met