Met dit artikel wordt beoogd een eerste overzicht te geven van het voorzetselgebruik van kinderen met TOS in de Nederlandse taal. Er wordt ingegaan op de frequentie waarmee voorzetsels worden gebruikt, de variatie aan voorzetsels die wordt gebruikt en de fouten die voorkomen. We maken hierbij steeds de vergelijking met kinderen zonder TOS met een vergelijkbare talige leeftijd en kinderen met een vergelijkbare kalenderleeftijd.
Normale taalontwikkeling
Kinderen met een normale taalontwikkeling beginnen vanaf tweejarige leeftijd te experimenteren met het gebruik van voorzetsels (Owens, 2012). Meestal gebruiken kinderen dan nog maar enkele voorzetsels en komt overextensie voor (Schaerlaekens, 2009). Dit houdt in dat bepaalde voorzetsels ‘te breed’ worden toegepast. Een kind gebruikt bijvoorbeeld het voorzetsel op om alle ruimtelijke relaties aan te geven, zoals: We gaan op buiten (We gaan naar buiten). Te breed of incorrect gebruik van voorzetsels kan voorkomen tot ongeveer vijfjarige leeftijd (Schaerlaekens, 2009).
Voorzetsels kunnen verschillende functies hebben (Tabel 1). In veel talen hebben de eerste