Samenvatting

Als gevolg van niet-aangeboren hersenletsel (NAH) kunnen communicatieproblemen ontstaan, bijvoorbeeld door een afasie. Wanneer hersenen beschadigd raken, kunnen er tevens cognitieve stoornissen ontstaan. Deze stoornissen kunnen invloed hebben op de communicatie, ook wanneer er geen sprake is van een afasie. Voor personen met deze zogenaamde ‘cognitieve communicatiestoornissen’ (CCS) zijn weinig logopedische onderzoeksinstrumenten en therapeutische materialen beschikbaar. Daarom heeft de werkgroep Cognitieve CommunicatieStoornissen (werkgroep CCS, onderdeel van stichting Afasie- Net) de Belgische screeningtest voor cognitie en communicatie (STCC; Paemeleire, 2013) bewerkt voor het Nederlandse werkveld. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de ontwikkeling van de AfasieNet-Cognitieve Communicatie Screening (CCS, AfasieNet, 2016). In dit artikel worden de uitkomsten besproken van een onderzoek dat tijdens de ontwikkeling van deze screening is gedaan. Het doel van dit onderzoek was om te controleren of deze nieuwe screening valide en betrouwbaar is voor gebruik in Nederland. Hiervoor is een deel van de STCC-taken van Paemeleire en twee aanvullende taken afgenomen bij drie groepen proefpersonen: personen met NAH met afasie (NAHA), personen met NAH zonder afasie (NAHZA) en een controlegroep van gezonde proefpersonen. De scores werden per groep en per subtaak vergeleken. De controlegroep bleek op alle onderzochte subtaken hoog te scoren en presteerde daarmee duidelijk beter dan de NAH-groep (zowel met als zonder afasie). Uit de kwalitatieve gegevens is gebleken dat de NAH-groep met afasie meer frustratie ondervond bij het uitvoeren van enkele taken van de AfasieNet-CCS dan de NAH- groep zonder afasie. De AfasieNet-CCS is een adequate screening bij het verrichten van onderzoek naar een mogelijke cognitieve communicatiestoornis, mits een afasie wordt uitgesloten. De AfasieNet-CCS is sinds september 2016 gratis te verkrijgen via de website van AfasieNet.


920 Weergaven
90 Downloads
Log in
Personen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) kunnen naast spraak- of taalstoornissen ook cognitieve stoornissen hebben. Als de cognitieve stoornissen zelf de oorzaak zijn van problemen in de communicatie spreken we van cognitieve communicatiestoornissen (CCS; Paemeleire, 2014). CCS onderscheiden zich van andere neurologische communicatiestoornissen zoals afasie en dysartrie (Gillis, 1996; Freund, Hayter, Macdonald, Neary, & Wiseman-Hakes, 1994; Ylvisaker & Szekeres, 1986; Sarno, 1980). In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat CCS niet enkel ontstaan als gevolg van een beschadiging in de rechterhemisfeer. Er zijn CCS beschreven bij letsel in andere delen van de hersenen maar ook bij aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson (Colman, 2011) en bij multiple sclerose (Guimaraes & Sa, 2012). Bij alle personen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) zouden logopedisten bedacht moeten zijn op mogelijke CCS. Het is daarom voor het logopedisch werkveld van belang dat er een valide en genormeerd instrument is, iets wat tot nu toe ontbrak. Dit artikel doet verslag van de ontwikkeling van de AfasieNet-CCS die om die reden tot stand is gekomen.

Cognitieve stoornissen die tot CCS kunnen leiden zijn bijvoorbeeld stoornissen in aandacht, tempo van informatieverwerking, geheugen en executieve functies. Personen met CCS kunnen hierdoor problemen ervaren met luisteren, spreken, lezen en schrijven. Zonder in dit artikel een volledig overzicht te kunnen en willen geven van alle mogelijke CCS (daarvoor is het gebied te veel omvattend), noemen we enkele concrete voorbeelden. Stoornissen in de gerichte (selectieve) aandacht, volgehouden aandacht of verdeelde aandacht kunnen ervoor zorgen dat informatie niet of niet goed binnenkomt, waardoor iemand beperkt is in het volgen van een gesprek. Stoornissen in het werkgeheugen, dat zorgt voor tijdelijke opslag van informatie, kunnen het begrijpen van gesproken en geschreven taal bemoeilijken (Rönnberg, 2003; Rönnberg, Rudner, Foo, & Lunner, 2008; Baddeley, 2003).

De executieve functies spelen ook een belangrijke rol bij communicatie. Deze uitvoerende regelfuncties omvatten de controle en planning, zelfmonitoring, activering, schakeling en remming van alle cognitieve functies. Stoornissen in de executieve functies kunnen leiden tot problemen met starten en stoppen

Literatuurlijst

  1. Baddeley (2003). Working Memory and Language: An overview. Journal of Communication Disorders 36, 189-208.
  2. Colman, K. S. F. (2011). Behavioral and neuroimaging studies on language processing in Dutch speakers with parkinson’s disease. University Library Groningen][Host].
  3. Ferré, P., Ska, B., Lajoie, C., Bleau, A., & Joanette, Y. (2011). Clinical Focus on Prosodic, Discursive and Pragmatic Treatment for Right Hemisphere Damaged Adults: What’s Right?. Rehabilitation research and practice.
  4. Fuster, J. M. (2004). Upper processing stages of the perception–action cycle. Trends in cognitive sciences, 8(4), 143-145.
  5. Freund, J., Hayter, C., Macdonald, S., Neary, M., & Wiseman-Hakes, C. (1994). Cognitive-Communication Disorders Following Traumatic Brain Injury: A Practical Guide. Tucson: Communication Skill Builders.
  6. Gillis, R. (1996). Traumatic Brain Injury: Rehabilitation for Speech- Language Pathologists. Boston: Buuterworth- Heinemann.
  7. Graetz, P., Bleser, de, R., & Willmes, K. (1992). Akense afasietest (AAT). Amsterdam: Hogrefe.
  8. Guimares, J., & Sa, M. J. (2012). Cognitive dysfunction in multiple sclerosis. Frontiers in neurology, 3(74), 1-8.
  9. Kuzis, G., Sabe, L., Tiberti, C., Leiguarda, R., & Starkstein, S. E. (1997). Cognitive functions in major depression and Parkinson disease. Archives of neurology, 54(8), 982-986.
  10. Lieberman, A. N. (1997). Point of view: dementia in Parkinson’s disease. Parkinsonism & related disorders, 3(3), 151-158.
  11. Loon-Vervoorn, W.A. van., & Velden, H. van der. (2004). Het gebruik van Inferentie Kort. Intern document: Revalidatiecentrum De Hoogstraat/Universiteit Utrecht: vakgroep Psychonomie.
  12. Paemeleire, F (2013). Screeningstest voor cognitie en communicatie (STCC). Screeningsinstrument verkrijgbaar via neurocom.be
  13. Paemeleire, F. (2014). De screeningstest voor cognitie en communicatie (STCC): een nieuw instrument voor volwassenen met NAH. Logopedie, 51-65.
  14. Paemeleire, F. , Heirman, M., Savonet, A. & Van Beneden, G. (2009b). Behandeling van volwassenen met executieve stoornissen na een niet-aangeboren hersenletsel. Signaal, 67, 4-25.
  15. Paemeleire, F., Heirman, M., Savonet, A., & Van Beneden, G. (2009a). FRONTOMIX. Behandelingsprogramma voor volwassenen met executieve stoornissen. Destelbergen: Sig.
  16. Paemeleire, F., Olson, E., & Savonet, A. (2005). ANOMIX. Werkboek woordvindingsproblemen. Destelbergen: Sig.
  17. Rönnberg, J. (2003). Cognition in the hearing impaired and deaf as a bridge between signal and dialogue: A framework and a model. International Journal of Audiology, 42, 68-76.
  18. Rönnberg, J., Rudner, M., Foo, C., & Lunner, T. (2008). Cognition counts: A working memory system for ease of language understanding (ELU). International Journal of Audiology, 47, 171-177.
  19. Sarno, M. T. (1980). The nature of verbal impairment after closed head injury. Journal of Nervous & Mental Disease, 168(6), 85-92.
  20. Visch-Brink, E., Vanderborrie, D., Smet, de, H.J., & Mariën, P. (2014). Comprehensive Aphasia Test (CAT-NL). Pearson.
  21. Ylvisaker, M., & Szekeres, S. (1986). Management of the patient with closed head injury. In R. Chapey, Language Intervention Strategies in Adult Aphasia (2e ed., pp. 474-568). Baltimore: Wiliams & Wilkins.