In Nederland is de algemene zienswijze dat kinderen met TOS zo vroeg mogelijk gediagnosticeerd en behandeld moeten worden. Daardoor kunnen veel problemen voorkomen worden op het gebied van sociaal-emotionele en leerontwikkeling. De aanname is dat er een taalgevoelige periode bestaat, waardoor interventie op jonge leeftijd het meest effectief zou zijn. Wat deze taalgevoelige periode precies inhoudt en tot wanneer deze periode zou duren, is echter onderwerp van veel debat (Ruben, 1997). Er is maar weinig bewijs voor een dergelijke periode met een sterke afgrenzing in de tijd (Singleton & Ryan, 2004). Mocht zo’n afgebakende taalgevoelige periode al bestaan, dan zou die ook nog verlengd kunnen zijn bij kinderen met TOS, die gemiddeld twee jaar achterlopen vergeleken met leeftijdsgenootjes. Het argument van de taalgevoelige periode wordt echter al jarenlang gebruikt in het cluster 2 onderwijs om de meeste logopedie toe te wijzen aan kinderen tot 6 á 7 jaar. Natuurlijk moeten kinderen met TOS op jonge leeftijd worden geïdentificeerd en behandeld. De keerzijde is echter
MetaTaal |
|
Een multimodale en metalinguïstische therapieaanpak voor oudere kinderen met TOS |
|
13 november 2015 | |
Rob Zwitserlood |
Samenvatting
In dit artikel worden twee pilotstudies beschreven naar een metalinguïstische interventie gericht op het verbeteren van de productie van relatieve bijzinnen. De eerste groep bestond uit 12 kinderen met een gemiddelde leeftijd van 11;2 jaar. De 18 kinderen in de tweede groep waren gemiddeld 12;9 jaar oud. De eerste groep bevatte eentalige kinderen met TOS van cluster 2 school Auris De Taalkring. De kinderen uit de tweede groep hadden naast een TOS ook gedragsproblemen waarvoor ze extra zorg kregen. Deze kinderen bezochten vier verschillende locaties van Auris en Kentalis en werden daar behandeld door vier verschillende logopedisten. Het MetaTaal therapieprogramma omvatte vijf weken geprotocolleerde individuele therapie, tweemaal per week een half uur. De effectiviteit werd onderzocht met een quasi-experimenteel repeated-baseline design. De metingen werden uitgevoerd door logopedisten die niet bij de behandeling betrokken waren. De behandelend logopedist bleef blind voor de testresultaten tot na afloop van het volledige programma. De resultaten geven aan dat de productie van relatieve bijzinnen significant verbeterde, maar op de begripstest was dat niet het geval. Oudere kinderen met TOS blijken te kunnen profiteren van een metalinguïstische aanpak.