Een correcte diagnosestelling bij leesproblemen bij meertalige kinderen is niet vanzelfsprekend. Het gevaar voor foutieve dia-gnoses is groot (zie o.m. Bedore & Peña, 2008). Deze kunnen twee vormen aannemen. Enerzijds bestaat het risico op onderdiagnose . Hierbij ziet men de mondelinge taalachterstand in het Nederlands als de dominante verklaring voor de leesmoeilijkheden. Dat het kind ook een leesstoornis los van de taalachterstand kan hebben, wordt niet -erkend. Anderzijds kan er sprake zijn van overdiagnose . Het meertalige kind wordt dan als leesgestoord bestempeld, terwijl de leesmoeilijkheden terug te brengen zijn tot een nog onvoldoende taalvaardigheid in het Nederlands. Voor een diagnosticus is het -essentieel een dergelijke comorbiditeit te herkennen. Een spraak-taalontwikkelingsstoornis en een leesstoornis kunnen net als bij eentalige kinderen ook bij meertalige kinderen samen voorkomen (tot 50% volgens o.a. McArthur et al, 2000). Een belangrijke uitdaging ligt in het onderscheid maken -tussen een spraak-taalstoornis en een nog beperkte Nederlandse taalvaardigheid. Voor een uitgebreide toelichting verwijzen auteurs naar Schraeyen, De Kerf en
Diagnostiek van leesproblemen bij meertaligen |
|
Hoe voorkom je misdiagnoses? |
|
11 september 2015 | |
Charlotte Mostaert, Eline Liekens, Kirsten Schraeyen |
Samenvatting
Wanneer een meertalig kind leesmoeilijkheden ondervindt, is het voor een diagnosticus niet eenvoudig om tot een juiste diagnose te komen: Heeft het kind een leesstoornis? Of zijn de leesmoeilijkheden toe te schrijven aan een nog onvoldoende beheersing van het Nederlands? In dit artikel beschrijven auteurs een voorstel voor een diagnostisch protocol voor de diagnostiek van leesproblemen bij meertaligen. Cruciaal in het protocol is de integratie van onderzoek naar de mondelinge taalbeheersing. Een casus verduidelikt de werkwijze.
Kernwoorden:
390
Weergaven
8
Downloads