Bij de productie van spraak zijn verschillende factoren betrokken: ademhaling, fonatie, resonans, articulatie en prosodie (Esposito, Mitsumoto & Shanks, 2000). Elk van deze factoren kan verstoord raken, wat leidt tot een diversiteit aan symptomen. Welke symptomen optreden is afhankelijk van de onderliggende pathologie. Het afsterven van lagere motorneuronen resulteert in een zwakke tong, tongfasciculaties, onnauwkeurige articulatie van consonanten en vocalen, een zwakke stem, slechte stemkwaliteit en zwakke of afwezige heffing van het velum resulterend in hypernasaliteit. Als hogere motorneuronen afsterven kan er tevens sprake zijn van een moeilijke sturing van de tong, slepende trage spraak en geknepen stemgeving (Barber, 2015; Esposito et al., 2000; Offeringa, ten Broek-Pastoor, Oudenaarden & Van der Schaaf, 2012). Bij motorneuronziekten zal naarmate de ziekte zich ontwikkelt, de verstaanbaarheid afnemen en in een latere fase zal de patiënt niet meer verstaanbaar kunnen spreken (anartrie).
Tijdens het spreken moet de neusholte worden afgesloten voor de productie van orale klanken en geopend voor nasale klanken (/m/, /n/, /ng/). Dit wordt gerealiseerd