357 Weergaven
8 Downloads
Log in
Opiniestuk met ingezonden reactie Inleiding Tegenwoordig ben ik werkzaam als team- en organisatieontwikkelaar. Ongediplomeerd, dat wel. Ik ben dan helemaal op mijn plek, als een vis in het water. Vissen hebben geen zwemdiploma nodig. Ik dan óók niet. In het kader van ‘ontwikkeling’ verzorg ik af en toe gesprekken over ‘liefde voor je vak’. Binnen het vak logopedie heb ik grote liefde voor stotteren. Mijlpaal in die liefde was het artikel van de hand van Van Riper: ‘final thoughts about stuttering’. Kraakhelder schreef hij in 1990 op wat het wezen is van het grillige fenomeen stotteren, na 60 jaar vrijwillige en onvrijwillige a­ffiniteit. Ik heb zelf nooit gestotterd. Die ervaring mis ik. Tien jaar geleden heb ik veel logopedische therapie gehad vanwege atactische dysarthrie als gevolg van meerdere CVA’s in de kleine hersenen. Dat heb ik goed doorstaan, de revalidatie en die CVA’s. Af en toe heb ik nog coördinatiestoornissen en ervaar dan aan den lijve het verschil tussen coördinatie en timing. Wat ik zo charmant aan het artikel uit 1990 vind, is de volledigheid en de beknoptheid. Ik heb een wezenlijke toevoeging, in kleine kring bekend. Om dat niet verloren te laten gaan, schrijf ik deze bijdrage: het wezen van de hypothese van Van Riper en de essentie van mijn toevoeging. Door dit duet werd het grillige fenomeen stotteren voor mij kraakhelder. Hopelijk voor de lezer ook.

Hypothese Van Riper

Stotteren is een al dan niet erfelijke neuromusculaire timingsstoornis (Van Riper, 1990). Timing is heel gevoelig voor spanning en voor snelheid. Sporters kunnen dat beamen. Door intolerantie voor de niet vloeiendheden als gevolg van mistiming, gaat de persoon meestal vechten, vluchten of bevriezen. Daardoor worden de aanvankelijk ontspannen kernstotters (herherherhalingen en vvvverllllengingen) meer gespannen (vechten), meer ingehouden/ verstopt (vluchten) en/of langer (bevriezen). Door deze inspanningen, die onder de wetmatigheden van operante conditionering vallen, wordt het stotteren erger. De spanning neemt toe en daarmee hee‑ de stotterende persoon vicieuze cirkels aan het draaien gezet. Zo zijn dus ‘biologie’ en ‘psychologie’ samen verantwoordelijk voor de uiteindelijke ernst van het stotteren.

Aanvullende hypothese Bertens

De ernst van de gestoorde timing is onderhavig aan de normaalverdeling: de kleinste groep heeft een zeer ernstige timingsstoornis, een iets grotere groep heeft een ernstige timingsstoornis, een weer iets grotere groep heeft een matige timingsstoornis en een weer grotere groep heeft

Literatuurlijst

  1. Bertens, A. (1994). The beauty of simplicity. Proceedings 1st World Congress on Fluency DisordersAugust 812 1994 Munich. Nijmegen, 571575. Nijmegen, University Press, 1995
  2. Chang, S. E., Erickson, K. I., Ambrose, N. G., HasegawaJohnson, M. A., & Ludlow, C. L. (2008). Brain anatomy differences in childhood stuttering. NeuroImage, 39(3), 1333–1344. http://doi.org/10.1016/j. neuroimage.2007.09.067
  3. Conture, E. G., Kelly, E. M., & Walden, T. A. (2013). Temperament, speech and language: An overview. Journal of Communication Disorders, 46(2), 125–142. http://doi.org/10.1016/j.jcomdis. 2012.11.002.
  4. Chang SE, Zhu DC, Choo AL, Angstadt M.(2015). White matter neuroanatomical differences in young children who stutter. Brain. Mar;138(Pt 3):694711
    Chang, S., Angstadta, M., Chowa, H.M., et al. (in press) Anomalous network architecture of the resting brain in children who stutter. Journal of Fluency Disorders. http://dx.doi.org/10.1016/j.jfludis. 2017.01.002
  5. Cooper, E.B. (1987) The chronic perseverative stuttering syndrome: incurable stuttering. Journal of Fluency Disorders, 12, 381388.
  6. de SonnevilleKoedoot C, Stolk E, Rietveld T, Franken MC (2015) Direct versus Indirect Treatment for Preschool Children who Stutter: The RESTART Randomized Trial. PLoS ONE 10(7): e0133758. doi:10.1371/journal.pone.0133758
  7. Eggers, K., De Nil, L. F., & Van den Bergh, B. R. H. (2012). The effi ciency of attentional networks in children who stutter. Journal of Speech, Language, and Hearing Research : JSLHR, 55(3), 946–959. http://doi.org/10.1044/10924388( 2011/100208)
  8. Eggers, K., De Nil, L. F., & Van den Bergh, B. R. H. (2013). Inhibitory control in childhood stuttering. Journal of Fluency Disorders, 38(1), 1–13. http://doi.org/10.1016/j.jfl udis.2012.10.001
  9. Helmreich; H.G. & Bloodstein. O. (1973). The Grammatical Factor in Childhood Disfluency in Relation to the Continuity Hypothesis. Journal of Speech, Language, and Hearing Research, Vol. 16:731738.
  10. Ingham, R.J. & Cordes, A.K. (1998). Treatment Decisions for Young Children Who Stutter: Further Concerns and Complexities. American Journal of SpeechLanguage Pathology, 7, 1019.
  11. Koushik, S., Shenker, R., Onslow M. (2009). Followup of 610yearold stuttering children after Lidcombe Program treatment: a Phase I trial. Journal of Fluency Disorders, 34, 279–290.
  12. Namasivayam, A. K., & Lieshout, P. V. (2011). Speech motor skill and stuttering. Journal of Motor Behavior, 43(6), 477–489.
  13. Namasivayam, A. K., & van Lieshout, P. (2008). Investigating speech motor practice and learning in people who stutter. Journal of Fluency Disorders, 33(1), 32–51. http://doi.org/10.1016/j.jfludis. 2007.11.005
  14. Pertijs, M.A.J., Oonk, L.C., Beer, de J.J.A., Bunschoten, E.M., Bast, E.J.E.G., Ormondt, van J., Rosenbrand, C.J.G.M., Bezemer, M., Wijngaarden, van L.J., Kalter, E.J., Veenendaal, van H. (2014). Evidencebased Richtlijn Stotteren bij kinderen, adolescenten en volwassenen. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, Woerden.
  15. Usler E., Smith A., & Weber C. (2017). A Lag in Speech Motor Coordination During Sentence Production Is Associated With Stuttering Persistence in Young Children. J Speech Lang Hear Res. 2017 Jan 1;60(1):5161.
  16. Van Lieshout, P. H. H. M., Hulstijn, W., & Peters, H. F. M. (2004). Searching for the weak link in the speech production chain of people who stutter: A motor skill approach. In B. Maassen, R. Kent, H. Peters, P. Van Lieshout, & W. Hulstijn (Eds.), Speech Motor Control in Normal and Disordered Speech (pp. 313–356). Oxford: Oxford University Press.
  17. Van Riper(1990). Final thoughts about stuttering. Journal of Fluency Disorders. 15, 317318