Therapie-inhoud
Binnen de afasietherapie zijn er twee strekkingen: (1) de cognitief linguïstische benadering (Patterson & Shewell, 1987; Ellis & Young, 1996) en (2) de communicatieve of functionele benadering (David & Wilcox, 1985; Holland, 1991). Volgens de cognitieflinguïstische benadering is het hoofddoel van afasietherapie het herstellen van linguïstische niveaus, met name semantiek, fonologie, morfologie en syntaxis, door het behandelen van de onderliggende taalstoornis. Een vooruitgang op stoornisniveau zou leiden tot een vooruitgang op functioneel niveau (Visch-Brink, Bajema & Van de Sandt- Koenderman, 1997; Doesborgh et al., 2004; Whithworth, Webster & Howard, 2005). Een voorbeeld van deze benadering is het in het nederlandse taalgebied frequent gehanteerde lexicaal-semantisch behandelprogramma BOX (Visch-Brink & Bajema, 2001).
De focus van de communicatieve benadering ligt meer op de communicatieve aspecten van taal. De nadruk ligt hier op het aanleren van compensatie-strategieën en het optimaal benutten van de resterende talige mogelijkheden (Holland, 1991; Croteau & Le Dorze, 2006; Simmons-Mackie, Kearns & Potechin, 2005). Een typisch communicatieve benadering is ‘Promoting Aphasic Communicative Effectiveness’ (PACE: Davis &