Er zijn heel wat methoden in omloop in Vlaanderen om de schrijfsnelheid te onderzoeken zoals de Beknopte beoordelingsmethode voor kinderhandschriften (BHK) (Hamstra-Bletz, De Bie & Den Brinker, 1987), de Systematische opsporing van schrijfmotorische problemen (SOS-2-VL) (Van Waelvelde, De Mey, & Smits-Engelsman, 2008), en de Vlaamse schrijfsnelheidstest (Vanderheyden, 2003). Daarnaast bestaan er ook Engelstalige tests, zoals The Minnesota Handwriting Assessment (Reisman, 1999), The Evaluation Tool of Children’s Handwriting (ETCH) (Amundson, 2000), The Test of Handwriting Skills (THS) (Gardner,1998), The Handwriting Speed Test (Wallen, Bonney, & Lennox, 1996) en The Detailed Assessment of Speed of Handwriting (DASH) (Barnett, Henderson, Scheib, & Schultz, 2007), maar allemaal hebben ze heel wat beperkingen. Meestal wordt er gevraagd een standaardtekst over te schrijven gedurende een bepaalde tijd. Het kan dan gaan over het kopiëren van een tekst, wat neerkomt op het overschrijven van enkele woorden zoals ‘cat and dog’ (Ziviani & Elkins, 1984) , of het overschrijven van een zin als: ‘The quick brown fox jumps over the lazy dog’ (Barnett, Henderson,
Schrijfsnelheid bij jongeren met en zonder dyslexie in Vlaanderen |
|
11 september 2015 | |
Johan Simons, Thaïs Dolferus |
Samenvatting
Schrijfsnelheid is mogelijk een goede bijkomende parameter om onderscheid te maken tussen jongeren met en zonder dyslexie. Dit werd nagegaan bij een groep van 15-tot 16-jarigen aan de hand van een voor Vlaanderen nieuw instrument: de Detailed Assessment of Speed of Handwriting (DASH). In totaal namen 582 leerlingen zonder dyslexie en 35 jongeren met dyslexie deel aan het onderzoek. Aan de hand van een Multivariate variantie analyse (MANOVA) werd de invloed van meerdere onafhankelijke variabelen (leeftijd, geslacht, dyslexieniet-dyslexie) op de testgegevens nagegaan. De groep jongeren met dyslexie presteerde op de verschillende items van de DASH significant minder snel dan de groep jongeren zonder dyslexie. De gevonden verschillen in resultaten tussen jongens en meisjes duiden mogelijk op een grotere nauwkeurigheid van werken bij meisjes.