Welke aanbevelingen uit de richtlijn TOS worden getoetst bij een audit?
Aanbeveling 7, 8, 12 en 18 uit de richtlijn TOS zijn opgenomen in de criteria kwaliteitstoets.
Bij welke dossiers wordt bij een audit getoetst of de richtlijn TOS correct is toegepast?
Alle dossiers met code 3100 zijn in principe richtlijn TOS-dossiers. Bij deze dossiers kun je nagaan of de richtlijn is ingezet en waarom wel of niet. Bij niet-specifieke TOS hoef je de richtlijn niet te volgen, toch hoort hier ook diagnosecode 3100 bij.
Wanneer hoef je de richtlijn TOS niet meer te volgen?
Als er gaandeweg het logopedisch proces blijkt dat er geen sprake is van een TOS, mag je stoppen met het volgen van de richtlijn. Dit kan zijn n.a.v. gegevens die je verzamelt vanuit anamnese, onderzoek, evalueren van de behandeling et cetera. De inhoud van de richtlijn blijft toepasbaar en zinvol voor kinderen die geen specifieke TOS hebben.
Wanneer volg je de richtlijn TOS?
De richtlijn is van toepassing bij mogelijke TOS, vermoedelijke TOS en TOS. Je start met de richtlijn TOS bij alle kinderen die met een hulpvraag gericht op taal worden aangemeld.
Bij aanbeveling 4 staat dat de logopedist kinderen met kan TOS klasseren in twee subtypen. In de rationale staat echter dat het niet zinvol is om bij het stellen van de diagnose te klasseren naar subtype. Wat wordt er nu bedoeld?
Het gaat in dit geval om classificatie die verder gaat dan taalproductie en taalbegrip. Bijvoorbeeld: fonologisch-semantisch profiel, of perceptie-syntaxis etc. U klasseert dus alleen op de typen kinderen met een taalproductiestoornis en een relatief goed begrip en kinderen met zowel een taalproductie- als een taalbegripsstoornis.
Moet alleen de sterke aanbevelingen worden opgevolgd en alleen bij de sterke aanbevelingen worden genoteerd als men er van afwijkt?
Nee, alle aanbevelingen, ongeacht de sterkte, moeten in principe worden opgevolgd. Bij alle aanbevelingen moet het worden genoteerd als er van wordt afgeweken. De richtlijn voor richtlijnen van het kwaliteitstinstituut zegt hierover: gebruikers van een richtlijn moeten zich realiseren dat richtlijnen geen dwingende voorschriften zijn. Richtlijnen bevatten expliciete, zo veel mogelijk op evidence gebaseerde aanbevelingen en inzichten waaraan zorgverleners behoren te voldoen om kwalitatief optimale zorg te verlenen. Aangezien deze aanbevelingen hoofdzakelijk gericht zijn op de ‘gemiddelde patiënt’ en de praktijk meestal complexer is dan in de richtlijn is weergegeven, kunnen – en soms moeten – zorgverleners in individuele gevallen afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Wie contrair aan een aanbeveling uit een richtlijn handelt, moet dat motiveren in het zorgdossier. Naarmate de aanbeveling stringenter is opgesteld, wordt het afwijken uitgebreider verantwoord in het zorgdossier. Bekijk hier de richtlijn.
Geldt de richtlijn ook als er is vastgesteld dat er alleen sprake is van een blootstellingsachterstand?
Als er alleen sprake is van een blootstellingsachterstand is er geen sprake van TOS en dan geldt de richtlijn niet.
Hoe kan ik beredeneerd afwijken van een richtlijn?
De richtlijn voor richtlijnen van het kwaliteitstinstituut zegt hierover: Gebruikers van een richtlijn moeten zich realiseren dat richtlijnen geen dwingende voorschriften zijn. Richtlijnen bevatten expliciete, zo veel mogelijk op evidence gebaseerde aanbevelingen en inzichten waaraan zorgverleners behoren te voldoen om kwalitatief optimale zorg te verlenen. Aangezien deze aanbevelingen hoofdzakelijk gericht zijn op de ‘gemiddelde patiënt’ en de praktijk meestal complexer is dan in de richtlijn is weergegeven, kunnen – en soms moeten – zorgverleners in individuele gevallen afwijken van de aanbevelingen in de richtlijn. Wie contrair aan een aanbeveling uit een richtlijn handelt, moet dat motiveren in het zorgdossier. Naarmate de aanbeveling stringenter is opgesteld, wordt het afwijken uitgebreider verantwoord in het zorgdossier.
Hoe kan een eerstelijns logopedist aantonen dat er geen reden is voor differentiaal onderzoek naar de cognitie?
De logopedist kan dit vast stellen op basis van zijn of haar klinisch redeneren. Houd hierbij wel rekening met aanbeveling 9 en 10 (pagina 80 en 81 van de richtlijn). Het taalbegrip kan hierbij ook indicatief zijn. Bij een gemiddeld taalbegrip is het aannemelijker dat er een normale intelligentie is, dan bij een beneden gemiddeld taalbegrip. Bij twijfel dient de logopedist altijd te verwijzen voor multidisciplinair onderzoek (in overleg met ouders, via een arts).
Hoe kan een eerstelijns logopedist aantonen dat er geen reden is voor differentiaal onderzoek naar een contactstoornis?
De logopedist kan dit vast stellen op basis van zijn of haar klinisch redeneren. Houd hierbij wel rekening met aanbeveling 9 en 10 (pagina 80 en 81 van de richtlijn). Bij twijfel dient de logopedist altijd te verwijzen voor multidisciplinair onderzoek (in overleg met ouders, via een arts).
Welke disciplines moeten deelnemen aan het multidisciplinaire team?
De disciplines die nodig zijn om de inclusie- en exclusiecriteria voor TOS vast te stellen. Dit kan per instelling verschillen (bijvoorbeeld orthopedagoog versus psycholoog).
Wat betekent afkapwaarde?
Een afkapwaarde is de waarde die wordt aangehouden vanaf waar een testresultaat als afwijkend wordt genoemd.
Wat is het verschil tussen een mogelijke of vermoedelijke TOS?
Bij signalering spreekt men over een mogelijke TOS (pagina 29 van de richtlijn). Bij diagnosestelling tot 3 jaar spreekt men over vermoedelijke TOS (pagina 55 van de richtlijn).
Wat wordt bedoeld met een sprong in de taalvaardigheid die groter is dan op basis van leeftijd?
Hiermee wordt bedoeld dat het kind meer vooruit gaat op het gebied van taalvaardigheid dan verwacht mag worden op basis van maturatie. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld een duidelijke vooruitgang in Q-score of andere standaardscore. Per test kan worden opgezocht welke mate van vooruitgang significant is.
Waarom wordt bij sommige aanbevelingen kan gebruikt en bij andere dient?
De werkwoorden dienen/moeten, kiezen/nemen en kunnen staan in verband met de mate van aanbeveling. Op pagina 14 van de richtlijn vindt u een tabel (1.1) met een leeswijzer voor de aanbevelingen.
Hoe kan de logopedist de keuzes die ze maakt vastleggen? Bijvoorbeeld als zij geen reden ziet tot onderzoek naar een contactstoornis.
De logopedist legt de keuzes die zij maakt vast in het dossier volgens de richtlijn dossiervorming van de NVLF.